‘Goed werk’ staat onder druk, ook bij Nederlandse gemeenten
Lokale overheden hebben een sleutelrol in het realiseren van ‘goed werk voor iedereen’. De Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) waarschuwt dat de kwaliteit van werk op bijna alle fronten achteruit gaat. Ook gemeenteambtenaren voelen dat, beaamt de vakbond FNV. Maar het tij is nog te keren, vinden zowel de vakbond als het adviesorgaan.
In een advies genaamd ‘Het betere werk’, (https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2020/01/15/het-betere-werk) noemt de WRR drie belangrijke trends die de toekomst van werk vorm zullen geven:
1. De nieuwe technologie blijf ons werk veranderen – denk aan robots, maar ook aan ‘cobots’: machines die gemaakt zijn om samen te werken met mensen.
2. Flexibilisering, een ontwikkeling waarin Nederland Europese koploper is, en niet in positieve zin.
3. De intensivering van werk. De snelheid en de aard van het werk verandert dusdanig dat werknemers een grotere druk ervaren dan voorheen.
Deze trends zijn de context van de bredere ontwikkeling, maar de WRR benadrukt dat de kwaliteit van werk uiteindelijk wordt bepaald door politieke en maatschappelijke keuzes.
Het adviesorgaan benoemt drie voorwaarden voor wat het beschouwt als goed werk, waarbij ‘grip’ het sleutelwoord is:
1. Grip op geld: werk moet voldoende (financiële) zekerheid opleveren.
2. Grip op het werk: werknemers moeten een zekere vrijheid hebben in hoe zij het werk uitvoeren en hoe zij hun carrière vormgeven. Die autonomie is bovendien een noodzakelijke voorwaarde om de verhoogde werkdruk aan te kunnen.
3. Grip op het leven: er moet ruimte zijn om werk te combineren met zorgtaken en privéleven.
Op veel gebieden is werk in Nederland de afgelopen jaren achteruit gegaan – de hoeveelheid werk is weliswaar gegroeid, maar de kwaliteit laat dus te wensen over. Op basis van onze scores op die drie factoren samen, is Nederland bovendien binnen Europa een middenmoter. ‘Dit kan en moet beter’, aldus de WRR.
Ook medewerkers van gemeenten zijn daar de dupe van, leggen WRR-onderzoekers Kremer en Went uit. Zij zien dat de intensivering van werk, waar veel werkenden mee te maken hebben, in de publieke sector vaak gepaard gaat met minder grip op het werk. Dat heeft voor een deel te maken met new public management, maar ook met de decentralisaties van 2015. Ze zien dat er bij gemeenten niet altijd genoeg middelen zijn en dat gaat ten koste van de kwaliteit van werk, maar ook van de kwaliteit van de dienstverlening. Met die decentralisaties hebben gemeenten ook een grotere rol gekregen in het realiseren van goed werk. Niet alleen hebben de decentrale overheden zelf zo’n tweehonderdduizend werknemers in dienst, gemeenten doen ook meer aanbestedingen, die indirect werk verschaffen. Daarbij moeten gemeenten goed letten op de kwaliteit van dat werk. Als je elk jaar opnieuw een aanbesteding doet, wordt het voor de ingehuurde instanties ook moeilijker om vaste contracten aan te bieden. Daarmee wordt de gemeente volgens Kremer zelf de bron van de permanente tijdelijkheid. En Went voegt toe dat je je moet realiseren dat je als gemeente veel invloed kunt hebben op de kwaliteit van werk. ‘Technologie bepaalt dat niet, globalisering bepaalt dat niet. Juist op gemeentelijk niveau ontstaan vaak ook vernieuwingen.’
Als het gaat om het aanpakken van de verhoogde werkdruk en het creëren van meer autonomie in werk, ziet de WRR een belangrijke taak weggelegd voor de vakbond. Bert de Haas, FNV-bestuurder en onderhandelaar van de cao voor gemeenten, neemt het signaal serieus. Hij herkent de intensivering: ‘Mensen die vroeger bij de sociale dienst werkten, hebben nu minder werkplezier en meer werkdruk.’ Door de decentralisaties moeten ambtenaren meer doen met minder budget en minder regelruimte, vat hij samen. ‘Traditioneel is de vakbond vooral bezig met arbeidsvoorwaarden en loon, maar ik besef steeds meer dat we iets met de kwaliteit van werk moeten doen. Het is in ieders belang om door meer inspraak van werknemers de arbeidsverhoudingen goed te houden.’
Maar ook op de meer traditionele thema’s is er nog een strijd te leveren, vindt de Haas. Onlangs heeft de FNV bij de gemeente Rotterdam bezwaar gemaakt tegen het hoge aandeel flexcontracten bij de afdeling Werk & Inkomen. Dat is ‘absurd hoog’, zegt de Haas. Het gevolg daarvan is ook dat medewerkers niet altijd de nodige ruimte krijgen om te leren en te ontwikkelen. ‘Het zou een welbegrepen eigenbelang moeten zijn van de werkgever om te zorgen dat zoveel mogelijk medewerkers in vaste dienst zijn. Dat is beter voor de ontwikkeling van de medewerkers en beter voor het bedrijf.’ Juist in tijden van snelle technologische verandering is dat van belang.
De WRR doet in totaal negen aanbevelingen ter bevordering van het ‘betere werk’. Eén daarvan is het idee van de basisbaan, waar in onder andere Amsterdam, Assen, Heerlen en Groningen al over gesproken wordt. Niet de bijstand, maar een gegarandeerde baan van goede kwaliteit moet het sluitstuk van de sociale zekerheid worden. ‘Als mensen daaruit doorstromen naar ander werk is dat prima, maar als dat er niet inzit zouden dat permanente banen moeten zijn’, stelt Kremer. ‘Want werk is zo belangrijk voor mensen dat je ze niet kan afschepen met een uitkering’, vult Went aan. ‘Mensen hebben niet altijd een afstand tot de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt heeft ook een afstand tot sommige mensen.’
Bron: Binnenlands Bestuur 14 januari 2020