Hoe scherp is uw gemeente op het VN-verdrag inzake rechten van personen met een handicap?
In Nederland lopen veel gemeenten achter bij het in lijn brengen van het sociaal beleid met het de VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Die verplichting bestaat sinds 2016.
Uit onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) blijkt dat ongeveer een kwart van de 47 onderzochte gemeenten een Lokale Inclusie Agenda heeft. Zij geven de bepalingen uit het verdrag een plaats in een integraal plan. Een derde van die gemeenten besteedt in de beleidsplannen Maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Jeugd en Participatie expliciet aandacht aan inwoners met een beperking. De overige 20 gemeenten zijn nog niet zo ver en hebben nog veel stappen te zetten om hun beleid in lijn te brengen met het verdrag. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de lokale rekenkamers van de 47 gemeenten en in overleg met het College voor de Rechten van de Mens.
Het VN-verdrag Handicap heeft als doel om de rechten van personen met een beperking te beschermen en gelijkheid te bevorderen. Gemeenten zijn sinds de ratificatie van dit verdrag in 2016 verplicht om in hun beleid sociaal domein hieraan invulling te geven. Er mag nog wel een tandje bij, concludeert de NVRR; het verdrag landt nog maar beperkt in het sociaal domein. Dat geldt met name voor het jeugd- en participatiebeleid. In het Wmo-beleid is meer aandacht voor de doelgroep en worden ook vaker concrete maatregelen benoemd, aldus de NVVR.
Veel van de gemeentelijke maatregelen zijn intern gericht, zoals op het toegankelijk maken van gemeentelijke gebouwen en informatie voor inwoners met een beperking. ‘Maatregelen om de samenleving als geheel inclusiever te maken blijven achter’, stelt de NVVR. Er worden bij de totstandkoming van beleid niet altijd ervaringsdeskundigen uit de doelgroep ingezet. Dat is wel een uitgangspunt is van het VN-verdrag.
Gemeenten met inclusiebeleid pakken vooral thema’s op die te maken hebben met toegankelijkheid, zoals vrije tijd en mobiliteit. Thema’s als welzijn, thuis en werk en inkomen worden ‘redelijk’ opgepakt. Op onderwijs worden weinig specifieke maatregelen genomen. Geen enkele gemeente heeft bijzondere aandacht voor de positie van vrouwen met een beperking. Volgens het verdrag zou dat wel moeten, omdat deze vrouwen extra kwetsbaar zijn. Voor kinderen met een beperking is iets meer aandacht; daarbij gaat het vooral om het bieden van aangepaste speelvoorzieningen. Aandacht voor de positie van kinderen met een beperking in bredere zin is er nauwelijks.
Toch ziet de NNVR een lichtpuntje. In gemeentelijk beleid dat recent is vastgesteld, wordt vaker aandacht besteed aan het VN-verdrag dan in gemeenten waarbij het sociaal beleid een paar jaar geleden is opgesteld. ‘Dit duidt erop dat – hoewel er nog veel valt te verbeteren – gemeenten zich wel in de gewenste richting bewegen.’
Lees verder: https://www.gripvzw.be/nl/categorie/21/vn-verdrag-inzake-de-rechten-van-personen-met-een-handicap en https://www.unia.be/nl/discriminatiegronden/handicap/het-verdrag-van-de-verenigde-naties-inzake-de-rechten-van-personen-met-een-handicap
Bron: Binnenlands Bestuur 4 november 2019